Sport en kansarmoede, nog een lange weg te gaan?

“Door hun innerlijke kracht naar buiten te brengen en hen een sociaal netwerk aan te bieden, vormen we standvastige jongeren met passies, idealen en toekomstdromen.” Sihame El Kaouakibi (Let’s go Urban)


In het artikel ‘Mensen in armoede mijden sportclubs uit schaamte’ (2016) uit Knack Magazine stelt doctoraatstudente Hanne Vandermeerschen (KUL) dat op armen vaak een verkeerd stigma gekleefd wordt. Mensen die onder de armoedegrens leven zouden niet graag sporten en hier geen interesse in tonen. Dit klopt echter niet. Factoren die wel meespelen zijn: inschrijvingsgeld en schaamte. Het inschrijvingsgeld zou vaak te hoog liggen en zeker in een gezin met meerdere kinderen, vormt dit al snel een probleem. Ook schaamte speelt mee. Niet meekunnen met de laatste trends op het gebied van sportkledij, zorgt er mee voor dat armen liever thuisblijven. Cijfers (Lokaal Sportbeleid 2011-2013) tonen aan dat slechts één gemeente op vijf een sportief aanbod voor kansarmen heeft. Toch is het belangrijk om kansarmen en andere minderheidsgroepen te laten sporten. Sport zorgt voor een succesbeleving, identiteitsvorming en een goede persoonlijke ontwikkeling. Men leert onder druk presteren en uitdagingen aangaan. Ook ethische waarden als fair play, omgaan met afspraken en tegenslagen komen aan bod. Sport wordt ook beschouwd als een handig middel om je kenniskring te verbreden en sociale netwerken uit te bouwen. Verder kan het als uitlaatklep dienen voor emoties als opwinding, agressie en spanning, wat ook niet onbelangrijk is bij jongeren die onder de armoedegrens leven of problemen ondervinden omwille van hun etnische achtergrond.

 

Aangezien in België vijftien procent onder de armoedegrens leeft, is het bijzonder relevant om een positieve werking tussen sport en kansenarmoede te promoten. Verschillende initiatieven zagen al het levenslicht, maar weinigen zijn een lang leven beschoren. Waar een wil is, is een weg maar duidelijke richtingaanwijzers ontbreken nog. Ondanks het feit dat het einddoel duidelijk aangegeven is, namelijk meer kansengroepen laten sporten, tasten de meeste organisaties een beetje in het duister. Om het einddoel te bereiken, zijn er talloze opties. De vraag is echter, wat de kortste, snelste of efficiëntste weg is om daar te geraken.

Lief maar naïef

 

Sport na School (SNS), een organisatie die al even aan deze weg timmert, geeft met zijn slogan ‘Sport aan een spo(r)tprijs’ onmiddellijk één van zijn grootste troeven weer. Om kinderen van het secundair onderwijs meer te laten sporten, ontwikkelden ze een SNS-pas. Deze pas zorgt ervoor dat je aan een klein prijsje na elke schooldag ongelimiteerd kan sporten, en dat voor 12 of 24 weken lang. Het aanbod is intussen ook bijzonder uitgebreid: hiphop, badminton, aerobics, fitness, spinning, tennis, muurklimmen, squash, yoga, rope skipping … zowat alle sporten staan te springen om de jongeren te verwelkomen in hun lessen. De SNS-activiteiten starten net na het laatste lesuur. Jongelui die dan een achttal uur op de schoolbanken hebben gezeten, kunnen zich onmiddellijk gaan uitleven bij de deelnemende sportclubs in de buurt. De boog hoeft immers niet altijd gespannen te staan. Naast de sportieve prijs is de SNS-pas ook bijzonder flexibel. Op enkele uitzonderingen na hoef je op voorhand niet te reserveren. Dat is best handig. “Zeker de leerlingen van de derde graad zijn niet meer zo gediend met een vast schema. Ze krijgen af te rekenen met afwisselende hoeveelheden schoolwerk, ze gaan al eens samen eten na de schooluren en een vaste dag sport kan voor hen meer een belemmering dan een aanmoediging zijn. De derde graad is dan ook de moeilijkste groep om te motiveren te sporten. Door hen een flexibele pas aan te bieden, hebben ze het gevoel zelf de controle te hebben over hun sportactiviteiten en ook voor de lesgevers is dit een voordeel. De sporters die verschijnen in de les hebben er meestal ook écht zin in”, aldus Katty Fremau, coördinator cel ‘schoolsport’ en Dorien Kemland, coördinator SNS en sportsnack Noord-Hageland en Limburg. Ook zij werken met een kansarmenbeleid, al gebeurt dit nog een beetje ‘in het wilde weg’. De verschillende gemeentes die werken met SNS-passen hebben diverse manieren om kansarmen te betrekken. Zo werken bepaalde gemeentes met de UITpas, waarbij mensen in armoede bij elke UITPASactiviteit kunnen genieten van speciale kortingen en reductietarieven. Andere gemeentes werken samen met een OCMW waardoor de SNS-pas aan een kansentarief wordt aangeboden, of ze delen KIA-cheques uit. Dit zijn cheques ter waarde van één euro die gebruikt kunnen worden als betaalmiddel bij activiteiten georganiseerd door de stad die ze uitgeeft. Gezinnen in armoede krijgen, na het tonen van een bijzonder statuut, twintig extra KIA-cheques. Ondanks al deze acties, loopt het toch niet ideaal. Dorien Kemland bevestigt dat er nog werk aan de winkel is: “De drempel om naar het OCMW te stappen, ligt nog steeds heel hoog. Zelfs gebruik maken van de vrijetijdspas of de cheques, is niet vanzelfsprekend. We hebben veel ideeën en initiatieven, maar we bereiken de mensen die in armoede leven nog veel te weinig. Vaak hebben ze geen weet van eventuele initiatieven of kortingen”. SNS is een grote, vlot draaiende organisatie. Jaarlijks zien ze hun ledenaantal stijgen en ondertussen laten ze 11.438 jongeren sporten na school. Dat zelfs zij het moeilijk hebben om kansarmen te bereiken, toont aan hoe groot deze problematiek is.

Dat het initiatief niet altijd uit grote organisaties moet komen, bewijst Skip Up, een rope skippingclub uit Edegem en Mortsel.

“We werkten samen met de VZW Vreugdeborg, een begeleidingstehuis die jongeren opvangt na plaatsing door het comité van bijzondere jeugdzorg. Maar dit liep niet altijd even vlot. We hadden een zestal kinderen die elke week kwamen springen. Na een tijdje merkten we dat de oudere kinderen (17-18 jaar) vaak niet kwamen opdagen in de les. Recreatieve springers moeten niet afzeggen als ze eens niet komen, maar van zodra ze vaker niet kwamen opdagen, werden we ongerust. Dan belden we naar de instelling en gingen ze op zoek. Meestal zaten ze gewoon op een bankje in de buurt, wat uiteraard niet de bedoeling is. Uiteindelijk hebben we ook wat problemen gehad met agressie bij één van de deelnemers. Het was een jongetje met een goede inborst, maar soms werd het hem wat te veel. Als je dan maar één lesgever in de groep hebt, loopt het al snel mis. Toch staan we nog steeds open voor initiatieven met kansarmen. Problemen of niet, ze de rug toedraaien, helpt zeker niet. Zo werken we ook met gezinskorting om grote gezinnen te ondersteunen en zijn we altijd bereid sportinitiaties te komen geven. Als club word je trouwens ook gesteund om initiatieven als deze door te voeren aan de hand van subsidies, wat altijd mooi is meegenomen. Wel moeten we toegeven dat het ondertussen weer even geleden is dat we nog leden uit Vreugdeborg hebben gehad.”, aldus Chantal Torfs, penningmeester van Skip Up.

Investeren in de toekomst

Alle wegen leiden naar Rome, maar in het Antwerpse leiden ze toch vooral naar Sihame El Kaouakibi. Zij is namelijk de trotse stichtster van Let’s Go Urban, een organisatie die zich specialiseert in ‘urban arts & streetculture’. Met de slogan “We invest today in the people of tomorow” wil Sihame de samenleving doen geloven in de nieuwe generatie. Want investeren in jongeren staat volgens haar gelijk aan investeren in de toekomst.

“Negen jaar geleden ben ik met Let’s Go Urban begonnen vanuit een gezonde dosis naïviteit en idealisme. Zoals velen willen we de wereld een beetje mooier maken en alle jongeren kansen geven in een maatschappij die soms erg hard kan zijn. Ik geloof er enorm in dat je jongeren kan samenbrengen via een gedeelde passie. En blijkbaar werkt dit ook, want elke week komen meer dan duizend jongeren met tachtig verschillende etnische achtergronden hier samen om te sporten, zowel kansarmen als kansrijken zeg maar. We proberen een thuis te creëren en hen klaar te stomen voor de toekomst op basis van hun eigen krachten en talenten. Sport is daar de ideale uitlaatklep voor. Daarnaast heeft sport ook een positieve invloed op je eigenwaarde. Goed in je vel zitten, is voor iedereen belangrijk, en zeker voor mensen uit kansengroepen. We willen hen vooral wapenen tegen een maatschappij die misschien harder is voor hen dan voor iemand anders. Maar wel op een positieve manier hé. Door hun innerlijke kracht naar buiten te brengen en hen een sociaal netwerk aan te bieden, vormen we standvastige jongeren met passies, idealen en toekomstdromen”, aldus Sihame.

Het inschrijvingsgeld om deel te nemen aan de workshops van Let’s Go Urban bedraagt vijftig euro per jaar. Dertig procent van hun leden kan dit niet betalen. Door de steun van stille weldoeners hebben ze een budget om deze kansarmen toch te laten sporten. Maar hier stopt het niet. Met elke jongere wordt een kennismakingsgesprek gevoerd. Zo willen ze te weten komen wie de jongere is en waarom hij naar hun komt. “Het feit dat we inschrijvingsgeld vragen en kennismakingsgesprekken voeren, is om te vermijden dat mensen zo maar eens komen proberen en dan weer op een ander gaan. We steken veel tijd in onze jongeren en het is natuurlijk de bedoeling dat ze bij ons een coach krijgen waarbij ze terecht kunnen, ook voor persoonlijke problemen of hindernissen. Een wederzijdse goede relatie is dus noodzakelijk. Alles wat wij doen heeft één focus: de paden plaveien voor the next generation en ervoor zorgen dat we een nieuwe generatie hebben die zich goed voelt en ook goesting heeft om de toekomst van onze maatschappij mee te creëren. We geven de jongeren ook de kans om twee keer per jaar achter de schermen mee te werken om zo hun engagement te vergroten, maar ze maken er zelf vaak meerdere keren per jaar van. Dat is leuk om te zien natuurlijk. Het klinkt misschien cliché maar het is ontzettend belangrijk om mensen rondom je te hebben die in je geloven, zo ga je zelf ook in dingen geloven en dan creëer je een heel mooie community die heel veel voor elkaar kan betekenen. Het is niet de bedoeling dat wij onszelf continu op de voorgrond zetten, maar dat we in de jongeren investeren, zodat ze ook zonder ons verder kunnen. Binnenkort gaan we ook een Urban Centre oprichten, op het Kiel. Dat gebouw brengt heel veel uitdagingen met zich mee. Het is een risico maar we voelen al jaren dat een dak boven het hoofd wel belangrijk is voor de organisatie en voor de jongeren. Dan hebben ze een plek waar ze naartoe kunnen en ook kunnen chillen. Het is niet alleen belangrijk om een plek te hebben om workshops te geven. Het is ook belangrijk dat je niet wordt weggejaagd als de les gedaan is of als er een andere organisatie het gebouw wil gebruiken.”
Sihame is erin geslaagd niet alleen kansengroepen aan het sporten te krijgen, maar ze ook een veilige omgeving aan te bieden. “Door kansarmen en kansrijken op dezelfde manier te behandelen en geen onderscheid te maken in de lessen, wordt de drempel een stuk lager. Iedereen kan bij ons doorgroeien en hulp verwachten. Zolang er engagement, enthousiasme en een passie voor Urban Sports is, maakt het niet uit vanwaar je komt.”

Bestemming bereikt, lijkt me.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sport en kansarmoede, nog een lange weg te gaan?

Jong Sportgeweld

Onbekend maakt onbemind, maar laten we daar verandering in brengen. Elke week krijgen twee onbekende sporten de kans om hun stem te laten horen. Vandaag bijten Elise Audiens (18) en Simeon Van der Hoeven (19) de spits af. Met een tweevoudige wereldkampioene rope skipping en een jongeman die een eigen parkourpark wil bouwen, kunnen we spreken van een gouden start.

Ik ontmoet Elise en Simeon als twee tegengestelden in Antwerpen. Simeon komt al steppend aan in joggingbroek, Elise rustig van de trein in gewone kledij. ‘De trams reden niet dus ben van Berchem naar hier gestept’. Mijn gedachten flitsen terug naar diezelfde weg die ik al fietsend afwerkte terwijl wat zweet van mijn rug loopt. Aan Simeon is geen inspanning te zien. De sportieve toon is gezet en mijn zelfvertrouwen is ietwat gezakt. Terwijl we beginnen te praten wordt duidelijk dat Elise en Simeon meer gemeenschappelijk hebben dan op voorhand gedacht. Beide studeren kinesitherapie. Geeuw, vraag aan een bende sporters wat ze willen studeren en 9 op de 10 krijg je dit antwoord. Ze blijken dan ook nog met succes sport en studies te combineren. Leuk om te horen als mens, schrijnend voor dit artikel. Gelukkig waren ze in hun sportkeuze origineler dan in hun studiekeuze en beginnen ze al snel uit te doeken te doen hoe hun sport is ontstaan.

Het idee dat rope skipping een vrouwensport is, wordt al verworpen van bij het ontstaan van de sport. Geen bende speelplaatsmeisjes maar een American football player, Richard Cendali, zette de eerste sprongen in de goede richting. Mister C, zoals hij in de rope skippingmond wordt genoemd, moest aan zijn conditie werken en touwspringen leek daarvoor de ideale training. Om die training op te vrolijken, combineerde hij verschillende arm- en beenbewegingen en niet veel later was de sport geboren. Helemaal gebeten door de microbe, liet hij het Football achter zich en gaf workshops rope skipping van in Amerika tot in België. In 1990 startte Nadine De Ridder de eerste rope skippingclub in het Antwerpse en daarna is het enkel blijven evolueren. “Grappig eigenlijk, springt Simeon in, want ook Parkour is op een alternatieve manier ontstaan.” Tijdens de Vietnamoorlog ontwikkelde een Fransman (Belle) enkele typische parkoursprongen om efficiënt over het slagveld te bewegen. Terug in Parijs, leerde hij zijn zoon David Belle, de knepen van het vak en die legde uiteindelijk de basis van Parkour. In het begin was alles nog low profile, maar van zodra video’s verspreid raakte over de wereld, werd de sport opgepikt door de UK en andere landen. Zeker de komst van youtube heeft zijn bijdrage gehad. “In België wordt de sport ondertussen een 10-tal jaar beoefend, maar we moeten zeker niet onderdoen voor andere landen. Het talent zit verspreid over heel de wereld en dat is bijzonder tof”, ratelt Simeon enthousiast.

Anders, uniek en toch hetzelfde

Op het eerste zicht zijn er geen twee sporten die meer van elkaar verschillen dan rope skipping en parkour. Rope skipping gebeurt binnen, parkour speelt zich voornamelijk buiten af. Vrouwen bevinden zich vooral bij het touwspringgedeelte (hoewel dat in de Aziatische landen net andersom blijkt te zijn) en op de parkourvideo’s zie ik voornamelijk mannen verschijnen. Rope Skipping kent meerdere wedstrijden per jaar, bij parkour spreek je eerder van ‘bijeenkomsten’. Toch hebben ze ook verrassend veel gemeenschappelijke kenmerken.

Zoals je bij Parkour een onderscheid kan maken tussen Freerunning en Parkour, kan je bij rope skippingwedstrijden een onderscheid maken tussen freestyles en speedproeven. Parkour en speedproeven draaien rond snelheid, freerunning en freestyles laten de sporter vrij en dagen zijn creatieve geest uit. In beide sporten worden de ‘vrije onderdelen’ vooral gequoteerd op creativiteit, uitvoering en moeilijkheidsgraad. De eigen inbreng is groot en je kan jezelf onderscheiden door verschillende showelementen toe te voegen en zo origineel mogelijk uit de hoek te komen. Tof, maar het subjectieve jurysysteem zorgt er ook voor dat vaste regels en een duidelijk afgelijnd puntensysteem moeilijk vast te stellen zijn. Het systeem valt moeilijk in een cursus te gieten en jaarlijks worden er meerdere veranderingen doorgevoerd. Voor een mooie oefening op muziek (rope skipping) of een mooie, originele sprong (parkour) bestaan wel duizend definities en over smaken valt niet te twisten.

“Dat is volgens mij ook de hoofdreden dat onze sport niet olympisch wordt en in de media onbekend blijft, aldus Elise, zelfs mijn ouders snappen niet volledig hoe alles werkt en ondertussen spring ik toch al van mijn 8 jaar. Ga als leek naar een voetbalmatch en je hebt wel door wat juist de bedoeling is van die twee palen met een net tussen waar die mannen een bal proberen in te trappen, maar bij rope skipping slaagt zelfs de helft van de opkomende juryleden niet voor het examen.’ Ook Simeon beaamt dit, het jurysysteem van freerunning zal waarschijnlijk altijd blijven evolueren en veranderen.’ Maar het is ook niet mijn grote droom om parkour olympisch te laten worden. Het mooiste aan de sport vind ik het pure parkouronderdeel, waar er echt gefocust wordt op snelheid, efficiëntie en lichaamscontrole. Op zich ondermijnen wedstrijden de waarden van parkour. Het draait vooral om zelfontwikkeling en trots zijn op wat je zelf presteert. Je kan parkour zelfs een levensstijl noemen. Je moet op je eten letten, fysiek helemaal top zijn en mentaal sterk staan. ‘Be strong to be useful’, zeggen we wel eens. Pas op, parkour kan soms een competitief kantje aannemen, maar de motivatie moet van binnenuit komen. De eerste die stoppen zijn diegenen die enkel willen presteren op internationaal niveau en geen intrinsieke drang hebben om te verbeteren. Als je jezelf altijd moet vergelijken met andere mensen, ga je nooit tevreden zijn met wat je zelf kan. Terwijl er misschien een heleboel jongeren net opkijken naar jou. Sociale media is dan ook zowel een meerwaarde als een bedreiging voor onze sport. Op zich motiveren positieve comments je wel en krijg je bevestiging, maar het kan er ook voor zorgen dat je net te ver gaat om meer likes en aanzien te krijgen. Dan ga je ongecontroleerd sprongen maken waar je mentaal niet klaar voor bent, en dat willen we ten stelligste vermijden.

Straffe prestaties en mooie toekomstdromen

Of het jurysysteem nu op punt staat of niet, Elise Audiens wist vorige zomer de concurrentie stevig weg te blazen. In Zweden werd ze zowel individueel als in team wereldkampioen Rope Skipping en verbrak ze het wereldrecord op de 30 seconden speedproef. ‘België is al zolang ik spring, top in de sport. Elke internationale wedstrijd kapen we medailles weg. Azië is wel sterk aan het opkomen. Zeker in de snelheidsproeven zijn die kleine spleetogen gigantisch’. Over die wereldtitels blijft ze opvallend bescheiden. ‘Onze selectiewedstrijd in België was niet schitterend. We eindigde 5e en selecteerde dus als laatste ploeg voor het WK. De rol van underdog lag ons wel, want zonder al te veel extra druk wilde we vooral beter springen op het WK en ons ‘kunnen’ laten zien. Uiteindelijk stonden we na de laatste proef eerste op het officieuze scorebord. Het was de eerste keer dat zo’n bord de tussentijdse resultaten liet zien. Wij durfden het dan ook niet te geloven en er zijn veel tranen gevallen op weg naar het podium. De dag erna had ik individuele wedstrijd. Nog in een roes heb ik deze gesprongen. We hadden het onmogelijke al bereikt, eerlijk gezegd kon die wedstrijd mij niet meer heel veel schelen. Door de kleine druk sprong ik opnieuw een goede wedstrijd. Dat ik zowel individueel als in team wereldkampioen werd, is nog steeds niet goed doorgedrongen.’ Hoewel ze sterk benadrukt dat de winst vooral kwam door de underdogpositie, zijn ze ondertussen wel terug Belgisch kampioen geworden. Niet slecht, gezien de concurrentie hier moordend is. Als ik haar daar op wijs antwoordt ze stilletjes ‘ja, dat is ook wel waar. Op zich had ik ook meer zenuwen voor dat BK. Nu hadden we écht iets te bewijzen.’

Ondertussen zit Simeon zowat met open mond te staren. ‘Amai wereldkampioen, dat is wel enorm.’ Hoog tijd om beide sporters beeldmateriaal van elkaar te laten zien. Bij het kijken van een parkourfilmpje stelt Elise zich de vraag hoe ze dat in godsnaam trainen. ‘Wij zitten gewoon in een sporthal. Zachte vloer, geen obstakels. Enkel ons touw of foutief neerkomen kan ons nekken.’ Simeon daarentegen oefent vaak buiten. Van de ene reling naar een andere muur en dat soms op wel drie meter hoogte. ‘De basis van parkour wordt tegenwoordig vaak binnen aangeleerd, maar kan ook aangeleerd worden in een veilige, gecontroleerde omgeving in de buitenlucht. Daar wordt enorm gefocust op de techniek en omgaan met verschillende situaties. Als we tijdens een sprong merken dat we de muur niet gaan halen, zijn we getraind om ons lichaam zodanig te manoeuvreren dat we veilig landen. Daar zijn verschillende technieken voor. Te veel binnen trainen is ook niet goed, daar ga je nooit je grenzen verleggen. Ik geef zelf ook les aan kleine beginners en die neem ik zo snel mogelijk mee naar buiten. Op een plint of een muur springen is een wereld van verschil. Van zodra je één keer buiten bent geweest, train je binnen veel gerichter. Mentaal sterk staan is de helft van je sprong. Is het je nog niet opgevallen dat we nooit springen met knie- of elleboogbeschermers? Dat doen we bewust. We willen geen onberekende risico’s nemen, en van zodra je die dingen aandoet, ga je veel roekelozer springen. Eén zijn met jezelf, de natuur en omgeving staat centraal binnen parkour.’ Buiten trainen klinkt tof, maar is dit wel altijd legaal? Ja en neen, de politie kent ons ondertussen en we maken er een hoofdzaak van de omgeving en zijn omstaanders steeds te behandelen met respect. Zit er iemand op het muurtje waar je al een maand naartoe werkt? Pech, dan moet je wachten. En van zodra er schade is, wat trouwens weinig voorkomt, betalen we desnoods uit eigen zak. Maar meestal krijgen we leuke commentaren. Niet lang geleden kwam een oma nog zeggen dat het er niet simpel uitzag en je daar vast hard voor moest trainen. We hebben natuurlijk niet heel de parkourgemeenschap onder controle. Als er een negatieve aanvaring gebeurt, proberen we die persoon in kwestie tot bij ons te krijgen. Als oudere en ervaren parkourspringers, willen we de jonge garde de waarden van de sport mee te geven. Soms moeten we vechten om onze sport positief in het daglicht te stellen. Voor één negatieve aanvaring, zijn er negen positieve nodig om het evenwicht te houden. Mijn grote droom? Een eigen parkourpark. Maar die wordt hopelijk eind volgend jaar werkelijkheid. De plannen zijn binnen om een park te maken in Antwerpen Spoor Oost. Duimen omhoog!’

Elise is alvast onder de indruk. “Een eigen parkourpark? Dan kom ik misschien wel eens trainen op sprongkracht en controle!” Waarop Simeon enthousiast reageert; “Das goed, Elise! Neem gerust springtouwen mee, kan niet slecht zijn voor mijn conditie!”

Al zeker twee zielen kunnen overtuigen van de waarde van deze sporten, u ook?

Jong Sportgeweld

Onbeminde gelovigen

Dat ik het als topsporter vreselijk zou vinden dat mijn prestatie op het afgelopen WK sporten-die-niemand-iets-interesseert niet verschijnt in de krant, maar de tijdelijke breuk tussen Driesje en zijn flapuit de hele sportwereld in rep en roer zet, staat buiten kijf.

Ten eerste is dit materiaal voor de Story (die ik zou kopen hoor, daar niet van, voldoende oestrogeen in mijn lichaam om mijn zuurverdiende centen daaraan uit te geven). Maar tenzij meneertje Napoli er een sport van zou maken om het te laten knipperen tussen hun twee zodat we tenminste kunnen spreken van een intervaltraining, hoort dit niet thuis op de felbegeerde sportpagina’s. Ten tweede zou er beter gefocust worden op zijn doelpunten dan op zijn handelingen achteraf. Want ondanks het wereldschokkend nieuws dat zijn overbekend hartje plots niet meer wordt gemaakt, heeft niemand gevraagd om een ingezoomd beeld te krijgen van een volwassen man die doet alsof hij een hond is die tegen de cornervlag plast. De ene noemt het “territorium afbakenen” ik noem het een kleine mentale inzinking. Ten derde zijn ze ook maar tijdelijk uit elkaar. Ploegen die tijdelijk verliezen kunnen dat de week erna al goedmaken (Ja, ik heb het over jullie Barça) en mits Driesje wat hulp krijgt van de scheidsrechters van dienst (aka de vriendinnenclan van vrouwlief) kan er binnen enkele weken weer bladruimte verspild worden aan een onderwerp waar de Flair trots op zou zijn.

Maar goed, voetbal was, is en zal hoogstwaarschijnlijk nog wel even een groot deel van het mediacircus uitmaken. Er zijn nu eenmaal populaire en minder populaire sporten en dan spelen er ook nog economische zaken mee … Enfin, de grote sporten hoeven voor mij geen plaats te maken voor de kleineren. Survival of the fittest draait nu eenmaal al lang mee. Wat wel plaats moet maken zijn de pagina’s vol resultaatsvermeldingen. Geen verloop van de wedstrijd, geen hoogte-of laagtepunten, geen gele kaarten of overtredingen. Enkel cijfers, een hele pagina lang. Dan vraag ik me af, wie leest dit? De grootouders die de resultaten opzoeken omdat de kleinkinderen te weinig langskomen? Iemand met een dwangneurose die per dag 1000 cijfers moet gelezen hebben om te kunnen functioneren? Of misschien wordt dit in Amerika gebruikt als foltertechniek bij zware misdadigers. Enfin, ik begrijp het niet.

Dus mijn idee? Schrap die pagina en geef wat ruimte aan onbekende sporten. Hockeyer Domen wordt bekroond tot ’s werelds beste hockeyer en krijgt een klein tekstje dat bijna in het niets valt naast een grote, felle reclame over dimbare Led-panelen, wel beschikbaar in drie formaten, dat moeten we meegeven. Enfin, het lijkt er sterk op dat Domen de journalist heeft moeten overtuigen zijn voornaam tweemaal te drukken zodat hij toch een beetje in ons geheugen gegrift blijft staan en dat lijkt me niet de bedoeling. (Een andere verklaring voor John-John kan ik namelijk niet vinden, tenzij mama en papa écht graag een Franse dubbele naam hadden en simpelweg heel weinig inspiratie hadden).

Maar ook wereldkampioene rope skipping Elise Audiens moet het stellen met een vermelding in het plaatselijke Periodiekske (En dan mogen we nog van geluk spreken dat een leuke, rijmende slogan ervoor zorgt dat mensen dit niet gelijkstellen aan reclame, want anders las niemand het). Dat Tom Boonen binnenkort sportauto’s gaat verkopen, wat doet vermoeden dat zijn IQ ergens in Monaco is blijven steken, staat echter op een dubbele pagina.

Oké Tom Boonen heeft ons veel gegeven. Topprestaties, topuitspraken en topschandalen dus we kunnen wel iets voor hem terug doen. Maar geef de onbekende sporten dan toch tenminste de plek van de resultaatsvermeldingen. Elke week een andere sport. Dan weer Audiens, dan Domen (John-John probeer ik ten allen tijden te vermijden), dan Fanny Lecluyse en noem maar op. Want zij geloven ook in hun sport, zij trainen ook hard, zij presteren ook. Maar zij zijn onbemind.

Onbeminde gelovigen dus eigenlijk.

Onbeminde gelovigen

Scouts met ballen

‘‘Om het scoutsgevoel en de traditie in ere te houden, staan we hier elke zaterdag. Weer of geen weer. Kater of geen kater.’’
Zaterdagochtend 12u. Terwijl cafébaas/keeper Dries nog maar even terug de halve verdediging en twee flankspelers naar huis stuurde en de spits , naar eigen zeggen, gisteren al heeft weten te scoren, trilt de wekker bij de voetballers van Brik Pele genadeloos. 14u afspraak op het veld, match om 15u. Her en der wordt er rondgebeld. Wie ging nu weer de truitjes meenemen? Heeft iemand nog extra scheenlappen? En heeft iemand ‘den Doge’ al wakker gebeld, want die hoort zijn wekker niet! Via via werd ik getipt over een scoutsvoetbalploeg die dit jaar zijn 30jarig bestaan viert. De legende vertelt dat op het veld de katers verdwijnen en de beesten naar boven komen. Momenteel acht ik de kans klein, maar ik ben al vaker op mijn woorden moeten terugkomen.

De voetbalvelden in Deurne liggen er goed bij en wonderwel verschijnt elke speler op tijd én in outfit. De tegenstanders van vandaag zijn ‘Panda’, die momenteel op de 7e plaats staan in het klassement en slechts vijf punten voorstaan op Brik Pele (9e). De tactiek wordt besproken, de spons en EHBO-kit staan klaar en het provinciaal record ‘aquarius drinken’ wordt nog even verbroken. De scheidsrechter fluit, Brik Pele wandelt het veld op. Sommigen ietwat witjes, anderen met knikkende knieën en 1 enkeling al huppelend en even gezwind als de ‘man bun’ die achteraan zijn hoofd bengelt. ‘De Ganker moest werken gisteren, heeft niets gedronken’, vertelt delegé Dante bij het zien van mijn verbijsterde blik.

Ik weet niet hoe het komt, maar van zodra de bal de lucht in gaat, verandert de sfeer volledig. Rechtsback Lemoine schiet wakker en motiveert zijn ploeg als ware het de Beker van België die op het spel staat. Het balbezit is voornamelijk te vinden bij Panda, de wil bij ‘den Brik’. Tijdens de heenmatch werd het 2-2 gelijk, een eerste goal zou gemoedsrust moeten betekenen voor de sympathieke scoutsploeg. De dorst naar een doelpunt is duidelijk zichtbaar bij beide partijen. Niet geheel verrassend mikt Panda de eerste twee schoten in doel, maar Hendrikx blijft niet bij de pakken zitten. Na een assist van Jonathan Smets, sterspeler van de vorige match, vliegt de bal in de linkerbovenhoek.
We gaan met 2-1 en vermoeide benen de half time in.

De sfeer in de kleedkamer zit goed. Ondanks veel balverlies, een flater van de keeper en één of twee gemiste kansen voor doel, blijft het optimisme de bovenhand houden. Veel tactiekbespreking komt er niet meer aan te pas. Die adem kunnen ze beter sparen om de tweede helft heelhuids door te komen. Florian Scheenaerts, degene met de beste conditie, kan er nog even een kleine anekdote tussen fluisteren. Brik Pele begon vroeger als tennisteam. Vandaar ook de verwijzing naar brique pilée, het Franse woord voor gravel. Na een tijdje kregen ze niet voldoende volk meer bij elkaar om te tennissen dus kozen ze maar voor het altijd populaire voetbal. De teamnaam bleef hetzelfde maar pilée veranderde doelbewust naar Pelé en verwijst zo naar het voetballend talent dat in de ploeg af en toe ontbreekt. Als we de wekker ’s ochtends horen afgaan, doet het soms wel pijn. Maar om het scoutsgevoel en de traditie in ere te houden, staan we hier toch elke zaterdag.’

De tweede helft wordt terug in gang gefloten, maar het mag niet baten. Na nog drie tegengoals gaat ‘den Brik’ strijdend ten onder. Eén van de volgende weekends spelen ze tegen een team dat onder hun staat. Ik word alvast uitgenodigd om er dan ook bij te zijn. Helemaal overtuigd van hun enthousiasme, sta ik dan zeker ook langs de lijn. Of het voetbaltalent voldoende blijkt om er nog eens een artikel aan te wijden, betwijfel ik ten zeerste. Maar over de teamspirit kunnen nog boeken gevuld worden.

Scouts met ballen

Een verhaal over kleine piraten, grote helden en 1 kapitein.

Nonkel Jan, Dirk, Luc, Jos,… de typische nonkelnamen waarvan iedereen er wel één in de familie heeft zitten, die heeft de familie Verwimp allemaal. Met dank aan de twaalf kinderen die Moemoe Koekoek (ze had een enorme koekoeksklok die elk kleinkind vol verwondering gadesloeg) op de wereld heeft gezet. Mijn papa, het kakelnestje van dienst, kwam vijf jaar na nonkel Dirk nog op de wereld. Een nakomertje, een ongelukje, maar met acht andere kinderen kon men intussen spreken van volleerde ouders. Kleine Leo werd er met plezier bijgenomen en vijf jaar later deelde hij een kamer met Dirk, de tweede jongste. Hun bed bevond zich blijkbaar ergens op de Middellandse zee en ’s nachts vochten ze tegen piraten en gevaarlijke zeewezens. Hoewel piraat Leo opkeek naar zijn kapitein en met plezier het dek veegde voor zijn grote, dappere broer, stond hij doodsangsten uit. De oude piratenserie die ze voor het slapengaan zagen, kan hier natuurlijk ook wel enige invloed op hebben gehad.

Kleine piraten worden groot en na negen jaar op dezelfde boot te hebben gezeten, koos Kapitein Dirk het ruime sop. Samen met een vriend ging hij samenwonen om verder te studeren en piraat Leo bleef als enige achter in de Edegemsestraat te Mortsel (later zal hij wonen in de Mortselstraat te Edegem, tot groot jolijt van zijn drie toekomstige dochters). Hoewel het leven op zee al even achter hem lag, was dit toch een zware dobber. Ze hadden samen nog lange tijd in de winkel van de Moemoe gewerkt en samen chocolade gestolen. Wat hen trouwens eens duur te staan is gekomen. Als straf had Vava er namelijk niets beter op gevonden dan hen alle chocolade die nog in de winkel lag te laten opeten. Tot vandaag heb ik mijn vader amper nog van dat bruine goedje zien eten. Doorheen zijn schoolcarrière koos hij voor een leven als ingenieur. Niet echt verrassend. Zijn punten waren van kleins af altijd uitmuntend geweest en in de lagere school kreeg hij zelfs de onderscheiding : laureaat hoffelijkheid. Wat dat juist inhoudt, wil hij niet vertellen. Dat hij de recordhouder ‘touwspringen’ van Don Bosco te Hoboken was, vertelt hij dan weer graag, vaak en met gepaste trots.
Die trots heeft waarschijnlijk ook iets te maken met zijn drie dochters waar ik het even geleden al over had. Eén voor één raakten ze verzeild in de wereld van het touwspringen. Toen bleek dat er daadwerkelijk ook talent in zijn nakomelingen zat, reed hij drie keer per week naar een rope skippingclub te Mechelen. Wandelen, fietsen, zwemmen, … Verschillende dingen deed hij om de tijd te doden voor hij terug naar huis kon rijden. Piraat Leo ontpopte zich tot ware held en DJ van dienst voor zijn drie vrouwen. ‘Din daa daa’ van George Kranz zit voor altijd in ons geheugen gegrift en zouden we best kunnen brengen bij een speciale familieversie van The Voice van Vlaanderen… of gewoon thuis onder de douche, die trouwens warm water geeft op basis van zonne-energie.

Want die zonne-energie was weer een idee van hem en Dirk. Zijn favoriete dagen van het jaar? Koude dagen met veel zon, blijkbaar geeft dat de grootste winstmarge. Ik ken er niets van, maar als papa bij het binnenkomen in de garage gaat kijken naar zijn ‘meterke’, weten we hoe laat het is. De zon zal veel hebben geschenen vandaag. Als hij dan even later nors in de zetel zit, weten we ook hoe laat het is. Zijn drie dochters hebben waarschijnlijk een iets te lange douche genomen. Benen scheren zonder stromend water, is koud. Héél koud.

De ideeën van de twee broers, want met de rest hadden ze beduidend minder contact, waren even geniaal als absurd. Geen beter bewijs voor deze uitspraak dan het vissenparadijs in onze tuin. Al moet ik hier wel het één en ander rechtzetten. Het idee was van mijn papa, de uitvoering van loodgieter Dirk. Ere wie ere toekomt, en hij is er trots op. Of ik hier kan beschrijven hoe dat vissenparadijs er dan uitziet? Moeilijk, al blijft mijn papa vermelden dat het belangrijk is dat vissen ook van het uitzicht kunnen genieten. Het zou hen een mooier leven geven en of het er nu iets mee te maken heeft of niet, ondertussen hebben we al twee maal babyvisjes in ons water mogen verwelkomen. Wat volgens meneer google enkel aan professionals gegeven is. Ik moet hier wel bij vertellen dat enkel Leo Verwimp die zoekopdracht al eens heeft ingegeven. Nieuwsgierig naar ons vissenparadijs? Beelden zeggen soms meer dan woorden, in dit geval zijn beelden vooral makkelijker dan woorden.

portret papa.png
De juiste woorden vinden om iets te beschrijven, is een kunst want soms, heel soms zijn er in bepaalde gevallen geen woorden meer te vinden. Kapitein Dirk kreeg kanker. Ik heb mijn vader er nooit echt over horen spreken. Ik heb hem wel in de zetel zien zitten, vooruit starend en vooral zwijgend. Over gevoelens praat hij niet. Misschien had hij daar met acht broers en zussen de kans niet toe vroeger, hij doet het in ieder geval nog steeds niet in het bijzijn van zijn dochters. Een kapitein zou natuurlijk geen kapitein zijn, moest hij niet vechtend weigeren zijn schip te verlaten. Nog tien jaar lang, zijn ze op zondagochtend kunnen gaan fietsen. Samen zo ver mogelijk, competitief tegen elkaar, zoals ze altijd geweest zijn. De laatste jaren kon de kleine broer zijn oudere broer makkelijker bijhouden, al had die overwinning geen betekenis meer, de fietstochten wel.

29 December 2015 gebeurde dan het onvermijdelijke. Mijn papa werd weer even de kleine piraat, deze keer op een verlaten schip. We zijn nu één jaar verder, en het verdriet is nog even groot. Wat af en toe helpt, is een lading mattentaartjes meenemen, die een beetje ‘nat’ zijn vanbinnen. Dat at hij vroeger al graag en nu nog steeds. En voor de rest zwijgen, praten over andere dingen en genieten van die gekke vissen in de tuin. Praten is belangrijk, maar niet voor mijn vader. Spreken is zilver, zwijgen is goud.

Wat er nu nog op hem afkomt? Een dozijn kleinkinderen van zijn drie dochters. Misschien, met een beetje geluk, zitten er deze keer wel eens wat kleine piraten tussen, in plaats van die vrouwelijke overmacht. Of er uit de poppenkastfiguren veel geluid zal komen, valt stevig in twijfel te trekken maar één ding is zeker…

Een goede opa zal hij zijn, vraag maar aan zijn vissen.

Een verhaal over kleine piraten, grote helden en 1 kapitein.

De Mooiste Daken van Rotterdam

Dé tijd van het jaar is weer aangebroken. Kindjes twijfelen al een aantal weken of het wel nog zo slim is snoepjes uit de koekenkast te stelen, oudere broers en zussen leiden gezichtsverlies als ze hun jongere kompaan moeten beschermen tegen die etters die rondstrooien dat hij niet bestaat en ouders mogen urenlang aanschuiven in shoppingcenters om hun kids op de schoot te kunnen zetten van een wildvreemde man. De Sint is in het land en dat is aangenaam voor iedereen. Voor de kinderen die binnenkort overladen worden met snoepgoed en cadeautjes, aangezien ie-de-reen dit jaar weer braaf is geweest en voor de ouders aangezien zij hun kroost steevast twee uur vroeger in bed krijgen, want hij zou maar eens op de uitkijk kunnen staan. Hoog tijd dus om eens iets terug te doen voor deze goedheiligman dus wij kozen speciaal voor hem, en voor jullie natuurlijk, de mooiste daken van Rotterdam eruit. Maar we beginnen in de haven, want waar zou hij anders zijn stoomboot achterlaten?

haven.png
De haven van Rotterdam

De haven van Rotterdam was vroeger nog de grootste ter wereld maar is intussen ingehaald door Shanghai. (Dat heb je nu, met al dat ‘made in China’ speelgoed). Toch blijft deze haven, als Europa’s grootste, de moeite om te bezoeken. Verschillende boottochten liggen te lonken om je de skyline van Rotterdam vanop het water te laten zien en er is er zelfs één waarbij je in een ‘hot tub’ rondvaart. Kiezen is niet simpel en je kan natuurlijk ook niet alles krijgen. – Iets wat vele kindersnoetjes binnenkort nogmaals zullen vaststellen – dus wij raden je de ‘Spido’ aan. Gedurende 75 minuten vaar je genietend van de frisse wind langs de hoge gebouwen die Rotterdam te bieden heeft en je passeert zelfs het stoomschip Rotterdam, het voormalige vlaggenschip van de Holland Amerika Lijn, dat je trouwens ook vanbinnen kan bezichtigen. Echter, vooral ’s avonds is de haven wondermooi. Vele boten zijn sfeervol verlicht en deinen rustig op het water, waardoor je dat typische havengeluid krijgt. Ideaal voor een gezellige avondwandeling, maar kleed je vooral warm aan. Zeker diegenen die Spaanse temperaturen gewoon zijn, kunnen rond deze tijd van het jaar wel eens klappertanden langs de ‘Rotte’.

 

Nadat we de haven uitgebreid geïnspecteerd hebben op verschillende ‘Sintbelangrijke’ aspecten, zoals voldoende aanmeerplaats en gezellige havencafés voor de zwarte, witte, groene of weet ik veel welke kleur pieten (want deze discussie laait hoog op in het Rotterdamse), kunnen we op zoek gaan naar de mooiste daken. Een stad bekijken en doorwandelen met je hoofd in je nek geworpen is onaangenaam, dat kunnen we je bij deze vertellen. Gelukkig wil Simon De Pauw (24), een jongeman die onlangs zijn stage startte in Rotterdam zijn kennis en vriendenkring aan ons uitlenen, zodat we zowel slagen in onze opzet Sinterklaas tevreden te stellen als naar huis kunnen terugkeren zonder whiplash.

Wolkenkrabbers en atypische daken

witte-huis

We ontmoeten Simon aan het Witte Huis. Ja Rotterdam heeft dat ook, en neen, we gaan hier geen presidentieel getinte grapjes maken, alhoewel linken tussen Obama, zwarte piet, Trump en stoute kinderen best wel voor wat sfeer zouden kunnen zorgen in dit artikel. Enfin het zou de waarde van dit monument een beetje naar beneden halen, want het blijkt met zijn 45 meter hoogte de eerste wolkenkrabber van Europa te zijn geweest. Simon, zelf architect, komt hier graag en vertelt over de broers van der Schuijt die dit kantoorgebouw ontwikkelden in 1894. Samen met Willem Molenbroek namen ze het risico om 11 verdiepingen hoog te bouwen. Ondanks het feit dat wij nu wel wat meer gewoon zijn, was dit toch fascinerend. In die tijd werd in Nederland nooit hoger gebouwd dan vijf etages. Slecht Weer Vandaag werd alvast naar de manege gestuurd om zijn sprongkracht te oefenen.
Vandaag kan je op het gelijkvloers genieten van een drankje en een hapje in het Grand Café Het Witte Huis. De steak is alvast een aanrader en ook de zalmtartaar met spinazie blijkt zeker oké te zijn. Hou er wel rekening mee dat je ook geld neerlegt voor de locatie. Eten in de oude haven dat betaal je natuurlijk. Zij die iets goedkoper willen snacken, moeten een kleine kilometer verder wandelen. Tante Nel, eerder verborgen in de Pannekoekstraat , is een creatie van Kevin de Roos en zijn partner. Pannenkoeken worden er niet verkocht, maar er wordt wel gefrituurd op hoog niveau. “Haute Friture op oma’s wijze”, lachen ze. “We vinden het leuk dat we wat verborgen liggen. Soms komen mensen hier wat verrast binnen gewandeld maar zien we ze toch vaak terug komen. Extra leuk is het dan als ze ineens heel hun vriendenkring bijhebben. Dat maakt het veel specialer dan naast de typische trekpleisters te liggen! Wat ‘Haute Friture’ juist inhoudt, laten we je graag zelf ontdekken maar de typische Hollandse kroket ontbreekt zeker niet op het menu.”

 

Als je uit het Witte Huis wandelt en naar links kijkt, ontdek je al snel een aantal rare daken. De kubuswoningen en de bibliotheek van Rotterdam zijn én blijven blikvangers.

kubus

 

Aangezien we het geluk hebben met een architect op stap te zijn, krijgen we al snel te horen dat Piet Blom de kubussen heeft ontworpen. Hij wou graag een dorp in de grote stad creëren. De kubussen maken een duidelijke scheiding tussen het openbare leven met zijn winkels en bedrijven (beneden) en het private leven waar de mensen wonen (boven). Door de schuine ramen in de huizen, hebben de inwoners een groot en duidelijk beeld over wat er zich beneden afspeelt, maar het private blijft beschermd. Een kijkkubus geeft je de kans om te zien hoe mensen wonen in een, op zijn zachtst gezegd, ietwat speciale woonvorm. Nieuwsgierig als we zijn, betalen we snel 3 euro en even later staan we in één van de woningen. Voor mij voelde het een beetje alsof ik volledig gedesoriënteerd was en af en toe naar voor dreigde te vallen, mijn reisgenoten bleken er echter geen last van te hebben. Gelukkig waren we het wel eens over de unieke ervaring die de kubussen met zich meebrengen, en met het feit dat het voor de Sint en zijn paard en beetje als de Spartacusrun moet voelen om hier heelhuids over te raken.

bib.png

 

De bibliotheek van Rotterdam ziet er vanop een afstand meer uit alsof je één of ander waterparadijs hebt gevonden met gigantische gele glijbanen. Echter, terwijl je verder wandelt en jezelf vervloekt wegens het niet bijhebben van een zwemoutfit, kom je dichter en besef je dat je gewoon richting een aartslelijk gebouw wandelt. Het lijkt een beetje op het Centre Pompidou in Parijs, maar komt er toch minder goed mee weg. Boekenliefhebbers zijn hier wel op het juiste adres, met meer dan 700.000 boeken, cd-roms, dvd’s, video’s en e-books kan je zeker wel spreken van een uitgebreide collectie. Met onze ogen toe, maar tevens ook gerustgesteld dat er geen kinderen onder dat dak wonen (we kennen de smaak van de Sint niet natuurlijk, maar het lijkt ons sterk dat dit gebouw van bovenaanzicht mooier is dan van zijaanzicht), willen we snel verder wandelen. Simon raadt ons echter aan toch even binnen te gaan. Zoals je een boek niet mag beoordelen op zijn kaft, mag je blijkbaar dit staaltje architectuur niet beoordelen op zijn rare gele buizen. En gelijk heeft hij, de binnenkant is prachtig. Er komt ongelooflijk veel licht binnen en de gezellige lampionnenlampen maken dat je er een hele dag wil blijven zitten. Rotterdam blijkt de place to be te zijn voor architecten in spe want niet veel later staan we alweer voor een speciaal gebouw.
Zoetigheden voor iedereen

markt

De Markthal is niet alleen een imposant gebouw maar ook uiterst interessant. Bij de bouw van de opvallende boogvorm werden er verschillende middeleeuwse objecten gevonden zoals vazen, gereedschap en talloze kanonskogels. Geschiedenisliefhebbers die deze willen bekijken, hoeven enkel even de roltrap te nemen. De moeite waard, dat zeker! Maar buiten een stukje archeologie, heeft de markthal natuurlijk vooral veel heerlijke, versbereide etenswaren te bieden uit verschillende culturen. Bij het binnenkomen worden zowat al je zintuigen geprikkeld door de heerlijke geuren en kleuren en je weet niet waar eerst lopen. Onze tip? Volg je neus, die stelt nooit teleur. Nadat je jezelf hebt overgegeven aan al het lekkers moet je ook zeker eens naar boven kijken.

 

Kunstenaar Arno Coenen mocht zich volledig laten gaan (wat jullie daarnet waarschijnlijk ook gedaan hebben) en creëerde zomaar even het grootste kunstwerk ter wereld, namelijk de hoorn des overvloed. De hoorn die zowat ieder kind treft bij het ontwaken op 6 december, kan je hier dus elke dag bewonderen. Het enige nadeel hier is wel de drukte. Je voelt je af en toe een beetje in een mierenkolonie en dat kan wel een beetje op je gemoed werken. Als je dit wil vermijden, kan je best in de voormiddag komen. Onze timing, ongeveer 16.00 ’s middags, ook wel bekend als ‘vier-uurtjestijd’ was misschien niet de beste. Hou dit dus zeker in het achterhoofd. Het gezelligste kraampje? Voor ons was dat de Spaande tapasbar ergens in het midden van de hal. Niet alleen was het eten overheerlijk, maar de kok vertelde ook passievol over al zijn gerechten. Angst om hem niet tegen te komen? Wees gerust, je kan niet naast zijn enthousiasme kijken.
Na de Martkhal is het bijna tijd om huiswaarts te keren. Simon neemt ons nog even mee naar een cocktailbar, naar verluid de beste van Rotterdam. Passievruchten die gevuld worden met sterke drank, in brand worden gestoken en zo in de cocktail vliegen, zijn hier geen uitzondering. Toch houden wij het gewoon bij een pintje. Ook niet slecht en iets minder duur. Al is het wel amusant om de barmannen bezig te zien. “Ik werk hier ondertussen al even en kan mijn creativiteit volledig uitleven bij het maken en verzinnen van nieuwe cocktails. Rotterdam heeft meer te bieden dan architectuur alleen, ook wij bouwen hier aan meesterwerken”, knipoogt de barman.
Het laatste dak dat we willen, maar helaas ook moeten bezoeken, is het Centraal Station van Rotterdam. Op weg naar daar komen we de Kerstman nog even tegen. Het beeld ‘Santa Claus’ van Paul Mccarthy (niet de Beatle!) leidde tot veel verzet bij de inwoners van Rotterdam.

buttplug.png

 

Voor vele mensen had het beeld een seksuele connotatie waardoor het al snel de bijnaam ‘kabouter Buttplug’ kreeg. De Rotterdammers wilden dan ook niet dat het beeld naast ‘De Doelen’ werd geplaatst, ook wel bekend als het tweede concertgebouw van Nederland met een bezoekersaantal van 650.000 mensen per jaar. Bij wijze van compromis werd het dan maar geplaatst op een iets minder bekend plein. Een bende muggenzifters, die Rotterdammers? Beslis daar gerust zelf over. Wij waren in ieder geval van mening dat de kunstenaar wel een hele aparte kerstboom voor ogen had, in een nog specialere verhouding. Enfin, als we wat voorbijgangers aanspreken, lijken de meningen verdeeld. Uitspraken als ‘een waar schandaal’ worden afgewisseld met ‘ik vind het wel grappig’ en ‘wat is een buttplug?’. Unaniem blijken de Hollanders wel een grotere fan van het Sinterklaasfeest. Terwijl wij vaak enkel een schoen zetten en in de ochtend blij zijn als er daadwerkelijk iets in zit, is het hier een heus familiegebeuren. Met een gerust hart kunnen we dus verder wandelen naar onze laatste bestemming, wij hebben alvast voor de juiste volksheld gekozen om een artikel aan te wijden.

centraal station.png

 

Het Centraal Station van Rotterdam is een indrukwekkend gebouw. Als de Sint een skifan blijkt te zijn, zou hij zich hier perfect kunnen uitleven. Of we het even mooi vinden als het Centraal Station van Antwerpen? Neen, maar eigenlijk is dat ook een beetje als appelen en peren vergelijken. Dit station, hypermodern en pas geopend in 2014, straalt een heel andere charme uit dan wat wij gewoon zijn. Met spijt in het hart, gaan we nog even langs de Albert Heijn waar we de nodige boodschappen doen om straks iets in elkaar te kunnen flansen. We gaan voor een AVG’tje vandaag, hier beter bekend als de afkorting voor aardappelen, vlees en groenten. Ja, wat kunnen we hierop zeggen … Rare mensen, die Hollanders.

Op de trein naar huis openen we een pakje typische stroopwafels. Vandaag is het 5 december en we zijn best braaf geweest dit jaar. Helemaal bovenaan het lijstje komt dan ook een ticketje richting Rotterdam. Zo willen we zeker in de lente nog eens terug om eventuele tuinen, molens en parken te gaan ontdekken. Of zoals wij het zien; de mooiste plekken om paaseieren te verstoppen.
Alvast graag gedaan, meneer de Paashaas.

 

 

 

Handige adresjes:

 

  • Spido B.V.: Willemsplein 85, 3016 DR Rotterdam

  • Oude Haven Rotterdam: De Oudehaven is een van de de oudste havens van Rotterdam. Ze ligt in het centrum van de stad, zuidoostelijk van station Rotterdam Blaak.

  • Voormalige vlaggenschip Holland Amerika Lijn: 3e Katendrechtsehoofd 25 3072 AM Rotterdam

  • Witte Huis: Geldersekade 1, 3011 Rotterdam

  • Tante Nel: Pannekoekstraat 53, 3011 LC Rotterdam

  • Kubuswoningen: Overblaak 70, 3011 MH Rotterdam

  • Centrale bibliotheek Rotterdam: Hoogstraat 110, 3011 PV Rotterdam

  • Markthal: Dominee Jan Scharpstraat 298, 3011 GZ Rotterdam

  • Cocktailbar Noah: Wijnhaven 3, 3011 WG Rotterdam

  • Santa Claus: Eendrachtsplein, 3012 LA Rotterdam

  • Station Rotterdam Centraal: 3013 AJ Rotterdam


route.png 

 

De Mooiste Daken van Rotterdam

Discobaar- was het maar mijn- Moeder

disco.png

Je wordt wakker door de eerste zonnestralen die je kamer binnenglippen, twee vogeltjes die het bij Assepoester voor bekeken hielden, reiken je een zachte kamerjas aan en je neus volgt de geur van spek en eieren richting keuken. Je leunt met je stoel lichtjes tegen de kast vol platen terwijl je verder ontwaakt met ‘lonely teardrops’ op de achtergrond. De ‘Schele’ schenkt je nog wat fruitsap in en de ‘Ras’ kan het niet laten en roept dat er zeker ook ‘geswaffeld’ mag worden. Ondanks het feit dat je altijd al een beetje ‘faithless’ door het leven ging, kijk je even naar boven. God blijkt dan toch een DJ te zijn. Terwijl je verder wegzinkt in je gelukzalige roes, maakt je eigen moeder je brutaal wakker. Weg zonnestralen, dynamisch duo en vogels. Terwijl je kiezen snel wat cornflakes te verwerken krijgen, kijk je opnieuw naar boven en mompel je wat niet nader te vermelden woorden. Niet getreurd, vriend. We hebben allemaal wel eens waanbeelden in de trend: ‘Discobaar-was het maar mijn-Moeder’. Maar lees gerust dit artikel even door, zo zijn ze er toch een beetje bij.

Ik word uitgenodigd in de Vooruitzichtstraat te Borgerhout, thuisbasis van de Schele (aka Wouter Hoet) en tevens de plek waar de VZW Barak A Bomma in al zijn glorie zal staan schitteren, althans dat verwacht ik toch. Aangekomen sta ik voor een sjofele deur, het huis lijkt al jaren onbewoond en er brandt nergens licht. Het oestrogeen in mijn lichaam begint op volle toeren te draaien, ik durf niet aanbellen en lichtjes zwetend begin ik wat rond mijn eigen as te draaien. Smooth. Gelukkig valt tijdens één van die aarzelende cirkelbewegingen mijn oog op een roze flamingo een paar huizen verder. Daar zijn de ramen wel degelijk verlicht en druipt de gezelligheid ervan af. Blijkt dat ik me van huisnummer heb vergist. Ach ja, elke wijze heeft al eens een richtingaanwijzer nodig om tot bij een bende heiligen te geraken. En eventjes in ‘mijnen defense’; die vorige wijzen konden met drie het adres opzoeken, ik sta er alleen voor.

Enfin, niet veel later zit ik aan tafel met Wouter- De Schele- Hoet (43) en Gunter- de Ras- van Reusel (41). Na een vriendelijke waarschuwing van de Ras dat ik hem moet onderbreken als hij te lang blijft praten – blijkbaar heeft een arme journalist ooit slechts één vraag moeten stellen om twee uur vol te krijgen, wat nefast bleek te zijn voor zijn vraagstelling – beginnen ze te babbelen over het ontstaan van hun vriendschap.

“Ras draaide op reggaefeestjes, wij gingen naar reggaefeestjes. Zo simpel als 1+1=2 dus eigenlijk.”, aldus de Schele. “Toen de Ras dan ook nog eens naar de kanten van Borgerhout trok, kwamen we samen in ons stamcafé De Kroon. Ikzelf tapte en draaide daar al eens sporadisch en er werd al eens een ‘rummeke’ gedronken. Op een bepaalde avond was iemand jarig en hadden we allebei wat platen meegebracht, een pick-up was aanwezig en van zodra we de koptelefoon hadden opgezet, was Discobaar A Moeder geboren.”

Discobaar ‘het zijn stadbewakers’

Borgerhout, ‘A Moeder’, een ‘rummeke’. Je hoeft geen Einstein te zijn om hier een link te leggen met het Antwerps dialect en onze koekenstad. Antwerpen betekent veel voor deze heren. Ze zien zichzelf als zuiver Antwerps en ook wel een beetje als ‘bewakers van het dialect’. In hun vriendenkring wordt niets anders gepraat en doorheen hun DJ-sets roept de Rasechte Antwerpenaar leuzen als ‘Zweten gelak een spons, houdt uw vrouw int oog, of z’is van ons” of “Bij ons meude al is lache en zwanze, met Discobaar A Moeder is ’t altijd een bitje vacance.”

“Ik voel me gewoon beter op mijn ‘gemak’ als ik in mijn dialect kan praten, dan kan ik mezelf zijn. In Holland roepen we dingen als ‘Geef eens een signaal, maak eens een beetje kabaal!’, maar dat klinkt toch wat minder ‘Discobaar’.”

Dat ze begaan zijn met hun stad, blijkt ook uit hun engagement met het Ringlandfestival. Ze zijn een vaste waarde op de affiche en hevige voorstanders van meer groen in de stad. Ze wonen allebei in dichtbevolkte regio’s en merken enorm hard de gevolgen van het ‘fijn stof’.

“Als je, eender waar in ‘het stad’, je fiets twee dagen laat buitenstaan, kan je simpelweg je naam in het zadel schrijven, dat geeft wel stof tot nadenken. Discobaar A Moeder is net te lang om gratis reclame te maken op fietszadels, maar even serieus, het is een groot probleem. Als échte Antwerpenaars willen wij dat er iets verandert en proberen wij ook ons steentje bij te dragen. Zo verplaatsen we ons zo vaak mogelijk met de fiets en de Ras zit in een autodeelgroep, meerdere mensen maken dan op een betere en doordachtere manier gebruik van dezelfde auto.”

“We zijn inderdaad wel bezig met onze ecologische voetafdruk. Tot voor de geboorte van mijn zoontje ben ik lang vegetariër geweest, maar ik vond dat ik een kind niet kon verplichten om geen vlees te eten. Dat is iets wat hij later zelf moeten beslissen. Al snel begin je dan voor de gezelligheid opnieuw mee te eten. Wel doen we elk jaar mee aan Dagen Zonder Vlees, dat vind ik echt een goed initiatief.”
Discobaar ‘het zijn ook vaders’
De Ras heeft een zoontje van vijf jaar en De Schele heeft ‘van elk eentje’. Miel en Noor, respectievelijk zes en negen, hebben alvast de muziekkennis van hun vader meegekregen. Miel kocht onlangs zijn eerste plaat en Noor is helemaal weg van de Compact Disk Dummies. Het blonde deel krullen is in iedere geval enorm trots op zijn kroost.

“Wij hebben veel muziek opstaan en de kinderen pikken dat op. Dat is echt heel graaf. Onbewust wordt dat toch wel met de paplepel meegegeven. Uiteraard kunnen onze kinderen ook 10.000 luchtballonnen meezingen, maar ze zijn ook mee met de nineties, Afrikaanse muziek, … en noem maar op. Ik weet dat ik misschien een beetje bevooroordeeld ben, maar die hebben echt een kei goede muzieksmaak. Je kan je kinderen muzikaal echt waanzinnig goed opvoeden. Zo kijkt mijn zoon er ook echt naar uit om binnen een aantal jaar een eigen pick-up op zijn kamer te zetten en zijn eigen platen te draaien, dat vind ik fantastisch.”

Ook de Ras is terecht trots op zijn kleine mini-me, maar door een recente verhuis, staat de muziek even op zolder in plaats van in de living. Zijn zoon heeft wel al sinds zijn twee jaar een eigen fisher price pick-upje, waar singletjes op passen en waar hij zich volledig mee kan uitleven.

“Ik zie mijn zoontje jammer genoeg wel minder vaak. Ik ben gescheiden van de moeder en ga hem één keer in de week van school halen. Ik ga dan na mijn werk onmiddellijk naar de nabewaking, maar een avond is maar kort. Dat ‘manneke’ moet op tijd in zijn bed, er moet nog eten gemaakt worden en in de ochtend heb je ook geen zeeën van tijd. In het weekend komen wij wel een beetje tot rust. Al is rust veel gezegd want dan probeer ik er toch vaak iets leuks van te maken, buitenshuis dan wel. Voetballen, basketten, naar de zoo, noem maar op. Toch hoop ik binnenkort een inhaalbeweging te maken en die muziekopvoeding een beetje in een stroomversnelling te krijgen. Mijn vader had vroeger namelijk een gigantische collectie platen, enfin, als ik daar nu op terugkijk, valt dat eigenlijk best wel mee, maar ik vond dat magisch. Die 100 lp’s stonden dan in zo’n grote wandkast en ik kon daar als ‘klein manneke’ niet aan. Met een stoel klom ik dan naar die platen en daarmee glipte ik naar mijn kamer. Playbacken, top 30-lijstjes maken -die dan elke maand veranderden- en een eigen radioprogramma, daar hield ik me van jongs af al mee bezig.”

Discobaar ‘het waren ook studenten’

Je zou verwachten dat mensen met een duidelijke passie voor muziek en entertainment, ook in die richting iets gaan studeren. Niets is echter minder waar. Net zoals ze eigenlijk geen enkel genre schuwen in hun DJ-sets, zijn ook zowat alle studierichtingen de ‘revue’ gepasseerd. De Ras ging van Latijn naar industrieel techniek, handel, specialisatie verkoop, avondschool, tot een diploma marketing en eindigde uiteindelijk als begeleider op een sociale werkplek.

“Ik ben op een bepaald punt besluiteloos geraakt. Ik had voor mezelf nooit echt die reflectie gemaakt ‘wat doe ik nu eigenlijk graag’ en ben dan wat beginnen aanmodderen. Boekhouden vond ik vreselijk, de helft leerde ik gewoon vanbuiten, maar ik vond wel dat ik een diploma moest halen en dat heb ik uiteindelijk ook bereikt.”

De Schele die momenteel werkt als jongerenhulpverlener bij het JAC, doorliep zo’n beetje eenzelfde patroon.

“Eigenlijk heb ik altijd al geweten dat ik iets met jongeren wilde doen of met mensen in het algemeen, maar een echt duidelijk plan had ik nooit voor ogen. Ik heb nog schrijnwerkerij en elektriciteit gestudeerd en alles wat je wilt eigenlijk. Uiteindelijk ben ik dan in het jeugdwerk beland en dat zie je eigenlijk vrij vaak in onze sector. Voor sommige is die roeping er meteen, maar bij de meesten komt die toch wat later. Discobaar A Moeder is ons ook gewoon overkomen. We hebben nooit echt de intentie gehad om dat doelbewust te laten uitgroeien tot wat we nu zijn en misschien is dat ook net onze sterkte.”

“Als we ooit zouden moeten kiezen tussen de Discobaar en onze job, dan kiezen we voor ‘A Moeder’, want anders worden we knettergek. Maar zo ver gaat het nooit moeten komen want wij beseffen maar al te goed dat onze jobs ons de luxe geven om de ‘feel good dingen’ eruit te pikken die ons gelukkig maken. Of ons succes ooit voor problemen zorgt op het werk? Neen, op zich niet. Af en toe komen er wel eens een paar jongeren een ‘selfie’ vragen om te stoefen bij hun vrienden, maar daar stopt het ook. We proberen heel low profile te blijven en zijn daar met heel andere dingen bezig dan onze DJ-sets, en die jongeren ook. Die hebben wel andere dingen om over na te denken.”
Bij het buitengaan kijk ik nog even glimlachend naar de roze flamingo. Een andere mascotte, een opblaasbare leguaan, werd ooit gestolen. Amélie Poulaingewijs werden er dan verschillende kaartjes opgestuurd van de leguaan op reis, een anekdote die de Ras en De Schele vrolijk vertellen, al hebben ze hem nooit terug gezien. Iets anders dat al even van de radar is

verdwenen, voor de Schele dan vooral, is een nieuwjaarfoto die zijn naam alle eer aan doet. Als hij vijftig wordt, is de Ras van plan heel het Stad vol te hangen met een, naar het schijnt, niet zo flatterende foto. Nog een zevental jaar wachten dus. Zeven jaar waarin we kunnen hopen dat we nog veel van hen zullen horen.

Want Discobaar, verdorie toch, was u maar mijn moeder.

Discobaar- was het maar mijn- Moeder

Casa Di Mauro

Als men bij de Slimste Mens ter Wereld trefwoorden zou moeten bedenken om Kontich te beschrijven, ben ik er honderd procent van overtuigd dat de meeste mensen bevestigend zouden knikken bij het horen van ‘het Smikkelboetiekske’, Marthe de Pillecyn, Kontich jaarmarkt en café de Wipschutter. Of ze allemaal juist zouden gerekend worden, laat ik hier even in het midden, maar het beschrijft Kontich ten voeten uit. Drie jaar geleden is daar nog een term bijgekomen die, noteer het al bij voorbaat Erik, zonder uitzondering tien seconden of meer zou moeten opleveren; namelijk Casa di Mauro.

Het syndroom van Costello

We gaan even terug naar 1998, toen de Slimste Mens nog niet bestond maar de wereld wel net een Mauro rijker was. Tijdens de zwangerschap van Lieve was er niets aan de hand maar van zodra Mauro het levenslicht zag, werd duidelijk dat ze geen normale baby was. Na vijf maanden kwam dan ook het verdict: Het syndroom van Costello.

Kinderen met deze zeldzame, genetische afwijking zijn motorisch achter, hebben een ontwikkelingsachterstand en een overgevoeligheid aan de mond waardoor eten heel moeilijk gaat. Lieve en haar man bleven echter niet bij de pakken zitten, Mauro ging overal mee naartoe en twee jaar later kwam Nathan gezond en wel ter wereld.

Dat ze het makkelijk doen lijken, staat buiten kijf. Mauro is duidelijk gelukkig, lacht mensen soms vierkant uit en komt als trouwe supporter mee naar de wedstrijden van haar kleine, in vele opzichten ook grote broer. Dat het niet makkelijk is, en nooit is geweest, bombardeert Lieve instant tot de sterkste mens ter wereld. Vier jaar lang lag Mauro voor de helft van de tijd in het ziekenhuis en moest ze eten via een voedingspomp die ook ’s nachts aan en uit moest gezet worden.

‘Wat een ander als moeilijk ziet, is voor ons “normaal”, in die zin dat we geen andere keuze hebben. Een meisje van 18 jaar gaat normaal weg met haar vrienden, maar wij moeten Mauro altijd en overal meenemen. Dat houdt me soms tegen om ergens naartoe te gaan. Als Mauro een weekje weg is, op kamp of op zeeklassen, dan besef ik wat ik allemaal doe voor haar en dan kan ik wel even genieten van de rust en vrije tijd. Maar als ze terug thuis is, dan doen we terug verder als voordien. Zagen en klagen helpt niet. Mauro zal er wel voor zorgen dat er een lach op ons gezicht verschijnt.’

Woefke

 ‘Woefke’ is sinds 2008 de knuffelhond van Mauro. Veel kinderen nemen hun knuffel graag overal mee naartoe en Mauro is hierop geen uitzondering. Maar voor de familie Dupon is Woefke meer dan een knuffelhond. Mauro’s woordenschat beperkt zich tot vijftig woorden, maar ze verstaat heel veel en wil ook veel vertellen.

‘Sinds ze Woefke heeft, praat ze meer en is ze veel communicatiever. Via hem praat ze met ons en wij doen soms hetzelfde. Als ze iets niet wil doen, vragen we het via Woefke’. Dat Mauro een dame met pit is, druipt eraf. Ze lacht veel, heeft humor en een eigen sterk karakter. ‘Als we iets vragen om te doen, zegt ze meestal meteen ‘neen’. ‘Madame Non’ noemen we haar weleens. Dat duurt echter niet lang en snel daarna schiet ze in actie.’

Casa Di Mauro

Hoeveel grappige en leuke verhalen er ook over Mauro te vertellen zijn, de problematiek blijft bestaan. Mauro kan niet zelfstandig wonen. Momenteel gaat ze nog naar een aangepaste school, maar van zodra ze 21 jaar is, moet er een andere oplossing uit de bus komen. Lieve vertelt dat veel ouders dan met hun rug tegen de muur staan.

‘Ik heb altijd gedacht: ik koop een huis naast het onze voor Mauro, dan heb ik ze altijd bij mij. Na een bezoek aan projecten die mensen met een beperking laten samenwonen, besefte ik plots dat ik Mauro niet altijd bij mij hoef te houden. Ze moet de kans krijgen om bij soortgenoten te zijn.’ De droom was er, maar moest enkel nog gerealiseerd worden.

In de sportclub van zoon Nathan, kwam Lieve in contact met een andere mama, een opvoedster die jaren gewerkt had in een instelling voor personen met een beperking. Zij speelde al langer met het idee dat mensen met een beperking een echte thuis moesten kunnen krijgen. It takes two to make a thing go right, zongen Rob Base en D.J. E-Z Rock, Petra en Lieve gaven deze woorden betekenis.

Vandaag die dag fietsen verschillende zondagscoureurs wekelijks langs een buitengewone leefboerderij voor buitengewone mensen. Casa di Mauro, een naam die geen verdere uitleg meer hoeft, zorgt ervoor dat 9 volwassenen met een beperking samenleven onder 1 dak. Mauro zelf woont er nog niet, maar is in 2019 na haar schoolcarrière meer dan welkom om haar naam alle eer aan te doen.

Het is gebeurd, zo veel kunnen we wel zeggen.

Casa Di Mauro

Een ode aan het dialect

Talen, het interesseert me. Als sinds de eerste noten van ‘Fanfreluche est une poupée’ in het vijfde leerjaar was ik verkocht. Ondanks het jammerlijke feit dat de Romaanse talen niet bepaald mijn talent bleken te zijn en mijn droombeeld van mezelf al kaasetend onder de eifeltoren met een baguettedragende Jean-Pièrre tamelijk snel volledig werd doorprikt, beantwoordden de Germaanse talen gelukkig wel mijn liefde. ‘Gutentag worstdragende Klaus’ klinkt duizend keer minder romantisch, maar goed, roeien met de riemen die je hebt, denk ik dan. Enfin, na verschillende jaren in het secundair onderwijs vol zinsontleding, poëzie en dt-regels en mijn coming-out eind vijfde middelbaar (want de eerste vier jaar moest ik- denkend aan mijn imago- natuurlijk doen alsof ik ook walgde van werkwoordelijke gezegdes, dictees en de Boem Paukeslagen van deze wereld) volgde al snel mijn beslissing om toegepaste taalkunde te gaan studeren. Ook al werd ik de afgelopen drie jaar geterroriseerd door professoren met vreemde taalfetishen en een angstwekkende -1 op 20 per dt-fout, ik kan met een gerust hart zeggen dat ik nooit spijt van mijn keuze heb gehad. (Behalve die ene keer toen we de volledige werking van de Europese Unie vanbuiten moesten kennen. Ik kan de Britten op weinig punten volgen (Bonen als ontbijt = ranzig, liefde voor ‘aanschuiven in rijen’ = raar) maar als België op die moment op het punt had gestaan de EU te verlaten, had ik hoogstwaarschijnlijk ergens vooraan in de rij gestaan, slaginstrumenten en luidsprekers incluis, en iedereen grof geld betaald om volmondig ‘JA’ te stemmen. Niet bepaald politiek verantwoord, ik ben me ervan bewust.)

Er is maar één talig iets dat ik een beetje in vraag stel; (Dat is gelogen maar het maakt mijn pleidooi er zodanig veel sterker op dat ik het rustig laat staan) en dat is het gegeven van het ‘dialect’. Na de eerste lessen Nederlands mondelinge taalvaardigheid en het voorspelbare verdict dat mijn Antwerps accent vrij hard tot uiting kwam, begon ik na te denken over mijn eigen taalgebruik. Thuis viel het al bij al nog mee, maar op café, bij vrienden en zeker bij de grootouders betrapte ik mezelf op een aantal ‘platte’ uitspraken waar, om het zachtjes uit te drukken, Kevin Janssens trots op zou zijn. Toen Cupido dan ook nog eens – lichtelijk aangeschoten vermoed ik – diezelfde Kevin koppelde met Natalialect herself en de hele wereld zich oprecht zorgen maakte over welke talige klanken er uit dat nageslacht zouden komen, besefte ik dat het tijd was voor verandering. Mijn kinderen zouden later perfect Nederlands spreken en zo van die ‘noemen/heten’-taalnazi’s worden, die iedereen stiekem haat. Dus ik begon me bijzonder hard te concentreren op mijn taalgebruik en voelde me slimmer, Nederlandstaliger en –ik durf het hier bijna niet neer te pennen- een beetje superieurder dan mijn niet-standaardtalige vrienden (aka zowat heel mijn vriendenkring).

Hoe lang die fase heeft geduurd? Drie pinten, een bezoek aan de oma en zeven mislukte taalgrappen om precies te zijn. Ik verloor een deel van mijn identiteit en besefte dat het dialect, naar mijn nieuwe, niet super sterk onderbouwde mening, minstens even waardevol en kwalitatief is als de standaardtaal, zij het in andere situaties. Ik heb dan ook na mijn periode waarin ik mezelf amper herkende, de opinie gevormd dat er in onze huidige maatschappij te hard gefocust wordt op de standaardtaal en er te weinig sympathie overblijft voor het dialect.

Op televisie bijvoorbeeld zien we deze tendens groeien. Commentaar op de Nathalie Meskens’ en Bart Cannaertsen van deze wereld zijn niet meer weg te denken uit onze media. Hoewel dit vroeger toch iets anders was. Schalkse Ruiters met Bart de Pauw zag week na week zijn kijkfcijfers in de hoogte gaan, terwijl Bartje, laat ons eerlijk zijn, af en toe zowel zijn standaardnederlands vergat als over zijn eigen woorden struikelde. Vandaag wordt Natalia helemaal zwart gemaakt als ze de MIA’s presenteert in haar Kempisch verleden. De MIA’s nota bene, waar Tourist LeMC genomineerd was voor ‘Nederlandstalig’. Dus we stemmen enthousiast voor een Nederlandstalige groep die, ondanks zeer goed, af en toe een research naar de lyrics nodig heeft om het Antwerps te verstaan, maar presenteren met wat dialectklanken? Oh god nee.

Dialect is marginaal en standaardtaal is superieur. Zo lijken de meeste mensen te denken over ons Nederlands, maar komt dit ook niet deels door een gebrek aan kennis? In de opleiding toegepaste taalkunde wordt er drie jaar lang gehamerd op uitspraak en het wegwerken van accenten en andere taal’fouten’ die duidelijk maken uit welke streek je bent geboren, maar het aantal lessen over het dialect blijft bij die viertal uurtjes in een vak genaamd taalvariëteiten. Jammer, want het dialect maakt onze woordenschat en taal toch een pak rijker. Woorden zoals ‘blaffeturen’, ‘ne zoetwoatersjienees’ en ‘kijzemuskestijd’ zouden voor altijd verleden tijd zijn, moesten we ons er niet een beetje beter in verdiepen. Ondanks het feit dat ik de betekenis van oude dialectwoorden vrijwel nooit ken, komen er vaak interessante verhalen naar boven als een bende 65plussers het verhaal achter die woorden uit de doeken doet.

Uiteraard moeten we niet evolueren naar een wereld waarin Martin Thange wordt vervangen door Axel Daeseleire om het nieuws te brengen. Sommige situaties vragen nu eenmaal het standaardnederlands. Maar andere situaties vragen dan weer onze andere taalvariëteiten. Gert Verhulst zou tijdens ‘Het Grootste Licht’ iets sympathieker overkomen als hij zich houdt aan zijn normale stemkleur en niet de houterige, poging-tot-standaardtalige-taal uitkraamt die hij nu hanteert. En probeer maar eens een serie als Matroesjka’s geloofwaardig te laten overkomen zonder ‘ne’ Ray van Mechelen die –lichtjes platvoers – zijn dames vraagt hun kleren uit te trekken. In fictie mag alles trouwens, de laatste jaren winnen programma’s als ‘Eigen Kweek’, ‘’Bevergem’ ‘Smos van Safety first’ en vergeet onze oscargenomineerde film ‘Rundskop niet, sterk aan populariteit, maar in de echte wereld moet het lijken alsof we allemaal afkomstig zijn uit hetzelfde dorpje waar iedereen hetzelfde praat en verscheidenheid volledig uit den boze is. Toch blijkt uit die programma’s dat het dialect nog wel iets met ons doet ( bedankt Matteo Simoni) en net daarom is het zonde dat er niet meer aandacht aan wordt besteed.

Want ook muzikaal/cultureel kan een dialect een meerwaarde bieden. Belgische trots, Sam Gooris maakte van zijn Antwerpse klanken gebruik om zijn teksten iets makkelijker te laten rijmen en menig Vlaming op een bijzondere manier te animeren. Moest mijn liefde voor meneer Gooris niet door iedereen gevolgd worden (kan ik inkomen), hebben we ook nog altijd ‘kleppers’ als de Strangers en Wannes Van de Velde om de kracht van de kleinkunst en het dialect te bewijzen. Cultureel kunnen we ‘het écht Antwaarps theater en het Gents volkstoneel niet in ere laten als er binnen een tiental jaar geen sprake meer is van het dialect. Zonde, toch?

Taal is buiten een communicatiemiddel ook een manier om een eigen identiteit te ontwikkelen en uit te drukken. Om de diversiteit aan persoonlijkheden ,die onze wereld zo interessant maakt, te behouden, vind ik dat er ook een uitgebreid scala aan taalvariëteiten moet blijven bestaan. Taalopleidingen in de eerste plaats zijn dan ook een geschikte plek om elke variëteit in de bloemetjes te zetten.

Mijn idee? Naast de lessen algemeen Nederlands ook een aantal uurtjes dialectologie. Laat iedereen eens wat mekkeren in het Gents, Kempisch of Antwerps. Het zou de sfeer zeker ten goede komen en het stelletje ‘azijnpissers’ die nog vóór het eerste woord volledig is uitgesproken, presentatoren volledig de grond in boren, misschien iets toleranter maken. Dialecten tonen aan waar we vandaan komen, typeren onze eigenheid en zorgen voor uitspraken die ik best zou willen inkaderen om boven mijn bed te hangen. En voor diegenen die zich er echt niet kunnen overzetten, heb ik nog drie cijfers en twee woorden:

888
Teletekst ondertitels

Een ode aan het dialect

Hé, het is oké!

Ik geef het toe, de Flair? Dat is mijn guilty pleasure. Bad laten vollopen, een halve fles olie er zwierig in leeggieten, wat bananensnoepjes van de Albert Hein in de zeephouder ( Ja, die snoepjes die iedereen ranzig vindt, maar ook die snoepjes waarop ik volmondig ja zou antwoorden, moesten ze mij ten huwelijk vragen), mijn haarmasker, een muziekje op de achtergrond en ik ben vertrokken. Ik sla niets over, lees alles en ben een grote Thomfan! De dag dat ik een artikel van hem lees waar ik mijn eigen avondactiviteit in herken, zal een dag zijn om U tegen te zeggen. Maar Thom is nog niets vergeleken met die ene pagina … De ‘hé, het is oké-pagina’. Héérlijk! De geniale ziel die daar de grondlegger van is, mag van mij een standbeeld krijgen in het midden van Antwerpen. (Naast dat toekomstig standbeeld van mezelf uiteraard, voor die ene memorabele daad waar enkel de details nog van moeten uitgewerkt worden.) Enfin ja, die ene pagina maakt standaard mijn bad, maar gisteren begon ik ook na te denken over mijn eigen, dagelijkse kost van absurditeiten, die hopelijk toch ook worden gedeeld door andere menselijke zielen. Dus hier gaan we!

Wel, in mijn leven is het oké

– Om ’s morgens niet uit je bed te geraken en lichte depressieve symptomen te vertonen tot je beseft dat er vers wit brood is en je gisteren het chocoladeaanbod in je ijskast duchtig hebt uitgebreid.

– Om enkel onder je warme douche vandaan te kunnen komen als je van 20 tot 0 hebt geteld. Te abrupte acties zijn namelijk niet goed voor je ochtendhumeur en fysiek ook niet mogelijk ‘s ochtends. Dat je de laatste vijf tellen zeker niet ‘missississippilessly’ telt ( enkel voor de die-hard Friendsfans onder ons) vergeten we hier even.

– Om tijdens je fietstocht naar school die ene man ( helm , fluohesje en gespen rond zijn broekspijpen) terug in te halen en voorbij te steken met een triomfantelijke grijns om je lippen. So long sucker die helemaal niet op de hoogte was van deze wedstrijd.

– Om een gloed van gelukzaligheid over je heen te krijgen als je een overvolle, aangedampte tram ziet passeren terwijl jij net in de helft van je fietstocht zit. Ondanks het feit dat je rug ondertussen kletsnat is wegens te veel kledij voor de lichamelijke actie die je aan het verrichten bent, ben jij er tenminste zeker van dat het jouw zweet is en niet dat van 7 verschillende, transpirerende vreemden die in je nek liggen te hijgen.

– Om van de nieuwste Adelehit enkel het woordje Hello te onthouden, maar nog steeds het talent te bezitten om alle liedjes van High School Musical woord voor woord te kunnen meezingen en dat dan ook ongegeneerd te doen tijdens de afwas.

– Om je waterlanders helemaal niet meer onder controle te hebben als je de film in kwestie al eens gezien hebt. Nu je weet wat er gaat komen en wie er het loodje gaat leggen, vertoon je al uitdrogingsverschijnselen na de begingeneriek. Hallo opgezwollen tennisbalogen, volgesnoten zakdoekjes en rode plekken in het gezicht.

– Om te zweren bij het gegeven dat je deze avond écht eens gaat kijken naar die ene documentaire waar iedereen het over heeft en waaruit de volgende scouts zeker zijn quizvragen gaat halen, maar toch weerom te eindigen met de Princess Diaries 2. Julie Andrews die aan matras-sliden doet, wint het pleit keer op keer.

– Om weinig principes in ere te houden, maar er eentje te hebben die zonder problemen rechtovereind blijft. ‘Dat kleine stukje brownie gaat de zaak niet maken.’ Ook niet als je dat principe gedurende een hele dag in leven houdt en je de koelkastdeur wel degelijk platloopt. One moment on the lips, forever on the hips is maar een kwestie van je mond ver genoeg open te doen, denk ik dan.

– Om een oriëntatiegevoel te hebben dat zich ergens diep onder de zeespiegel bevindt en helaas niet meestijgt terwijl de aarde opwarmt, maar wel voet bij stuk te houden dat het best wel verrijkend kan zijn om nooit op voorhand te weten waar je gaat uitkomen en wat je gaat tegenkomen. Zo heb je toch maar mooi dat ene verborgen caféetje ontdekt toen je twee uur te laat aankwam op het feestje van je beste vriendin wegens een omweg van 17 kilometer. ( Helaas ook wel pas teruggevonden na een viertal pogingen wegens die zeespiegeloriëntatie)

– Om de eeuwige optimist te zijn tijdens al de gesprekken van je vriendinnen over hun zoektocht naar Mr. Darcy, maar jezelf op de terugtocht naar huis toch te betrappen op vriendelijk lachen naar alle katten die je passeert. Je weet maar nooit of dat diertje één van de 73 huisgenoten gaat zijn in je toekomstig appartement.

Maar hé, blijkbaar is het echt oké om zo van die eigenaardigheden te hebben. Hoe je het ook draait of keert, iedereen heeft er wel een aantal. Geloof het of niet maar ik gebruik de Flair als waarheidsgetrouwe en geruststellende bron, die vullen namelijk al jaren wekelijks een hele pagina met van die dingen. Mijn meest bizarre eigenschappen heb ik echter wel achterwege gelaten, kwestie van niet viraal te gaan op het internet. Mijn eigen avondactiviteit herkennen in een artikel op HLN bizar? Neen dank u, al moet ik wel toegeven dat ik als fervente fan iedereen in de slimste mens naar huis zou spelen, moest er ook maar iets gevraagd worden over die ene vrouw die bevallen is van een zevenling of die ene vechtersbaas die direct naar de gevangenis ging na een vechtpartij op een monopoly-tornooi.

150 seconden? Yes, please!

Hé, het is oké!